Trainingsgedrag beïnvloedt kans op hardloopblessures

Beginnende hardlopers hebben vaak last van blessures. In een groots opgezet onderzoek volgde UMCG-onderzoeker Bas Kluitenberg 1.700 beginnende hardlopers om inzicht te krijgen in de risicofactoren voor blessures.

De Atletiekunie organiseert tweemaal per jaar een zesweekse ‘Start to Run’-cursus. Voor het onderzoek van Kluitenberg werden de deelnemers voorafgaand aan deze cursus gevraagd naar persoonskenmerken, sport- en blessureverleden, gezondheid en lichamelijke activiteit in het dagelijks leven. Na 6, 12, 24 en 52 weken beantwoordden zij deze vragen opnieuw. In een logboek hielden de lopers de duur en intensiteit van elke training bij. Ook vermeldden zij de aanwezigheid van pijntjes, of deze het gevolg van het hardlopen waren en of ze de training beïnvloedden. Wanneer iemand aangaf drie opeenvolgende trainingen niet of minder te hebben hardgelopen als gevolg van pijn veroorzaakt door het hardlopen, werd dit als een blessure beschouwd.

Blessures aan knie, kuit, achillespees en schenen

De eerste resultaten van de NLstart2run-studie worden beschreven in hoofdstuk 4. Van alle Start to Run deelnemers (n = 7.660) deed een kwart ook mee aan het onderzoek. Niet alle deelnemers vielen in de juiste leeftijd range of hebben de vragenlijsten ingevuld waardoor in totaal 1.696 hardlopers in de analyses zijn meegenomen. Tijdens de 6-weekse loopcursus liepen 185 deelnemers (10,9 procent) een blessure op. De incidentie per tijdseenheid was 27,5 blessures per 1.000 uren hardlopen. De meeste blessures ontstonden in de knie (38,4 procent) gevolgd door de kuit (20 procent), achillespees (13  procent) en schenen (13 procent). Deelnemers zonder hardloopervaring, met vroegere klachten aan het bewegingsapparaat, een hogere leeftijd en hogere BMI hadden een verhoogd risico op het ontstaan van een hardloopblessure. Omdat veel van deze factoren (persoonskenmerken) niet kunnen worden aangepast, is het van belang te weten welk trainingsgedrag de kans op blessures verhoogt.

De informatie die deelnemers gaven over hun trainingsgedrag leverde verrassende bevindingen op. Voor elke training is gekeken naar het aantal trainingen in de week ervoor, de duur van deze trainingen en de gemiddelde intensiteit ervan. Een hogere intensiteit bleek het blessurerisico te verhogen. De trainingsfrequentie had geen beduidende invloed op blessures, maar een totale hardloopduur van meer dan 60 minuten per week bleek te beschermen tegen het ontstaan van blessures. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke factoren hierbij een rol spelen.

Kluitenberg pleit tot slot voor een eenduidige definitie van sportblessures. Bij de bestudering van eerdere onderzoeken liep hij aan tegen sterk uiteenlopende definities van blessures, waardoor de verschillende studies een zeer verschillend beeld geven van incidentie, duur en aard van blessures.

Bas Kluitenberg (1986) studeerde Bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij voerde zijn promotieonderzoek uit bij het Sportmedisch Centrum, in het kader van onderzoeksprogramma Public Health Research, met financiering van ZonW en het UMCG. Kluitenberg is werkzaam als adviseur bij de afdeling Risicodetectie & Ontwikkeling van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Promotor: prof. dr. R.L. (Ron) Diercks

Ga naar het proefschrift The NLstart2run study: Running related injuries in novice runners.

Bron 1: Rijksuniversiteit Groningen
Bron 2: http://www.fysioactueel.nl